afb. 1663'64
De druk bewerkte bokaal is één van de twee bewaard gebleven gildebekers van het Bossche kramersgilde. De beker werd in 1663/1664 in opdracht van de dekens van dit gilde door de zilversmid Diderick Pass vervaardigd. Na de opheffing van het kramersgilde kwam de bokaal op een of andere wijze in het bezit van de stad 's-Hertogenbosch, deze in 1925 in bruikleen overdroeg aan het Noordbrabants Museum. De bokaal staat op een ronde, geprofileerde voet, die versierd is met een rand van acanthusbladeren. De ingesnoerde voetwelving is versierd met voorstellingen van putti, die de vier seizoenen voorstellen. Deze scènes zijn van elkaar gescheiden door zogenaamde knörpel- of kwabornamenten. De balustervormige stam is versierd met knorrenranden, acanthusbladeren en profielranden. De buik van de beker is versierd met grote acanthusbladeren, terwijl de concave cuppa boven en onder fijne blad- en bloemgraveringen tussen vlechtbanden vertoont. Op de cuppa zijn verder de dedicatie-inscriptie en afbeeldingen van een weegschaal en een vijzel aangebracht. Het opschrift luidt:
'ICK BEN UIT KOOLEN BRANT DOOR IVER VUER GEBOREN DOOR WIL DER DEEKENEN EN TOESTAEN VAN GEZWOREN WOUTER. VAN VEECHEL. PHILIPS. RIJNSHAGEN EN DAN DEN DERDEN DEEKEN. HERMEN WIJNANTS. VAN ROSAN MET JULIJ SGHOTELMANS. ANTHONI. VAN. WEERTHUIJSEN. THOMAS. VAN. BOCHOLT. EN ANTHONIE. PAS. DEEN BRUIJSEN DE SMITS OM MIJN GEBOORT SOO DAT ICK NU MET GLANS. PRAEL. VOOR HET GRAMERS GILT DOOR VLIJT DER SEVEN MANS'
Aan de binnenzijde van de beker is langs de bovenrand de volgende inscriptie aangebracht:
'LAET VAN MIJN RANDT V GRAGEN MONDT. OF MAECKT MV LEEGH TOT IN DEN GRONDT. EN VVLT U BVCK MAGH EN ADERS. DIT WILLEN AL MVN SEVEN VADERS. ANNO 1664'
De deksel met ingesnoerde welving is versierd met vier putti en druiventrossen, die gescheiden warden door middel van knörpelornamenten. De top van de deksel wordt bekroond met een knorrenrand en een beeldje, voorstellende een marskamer. De mand met koopwaar, die het beeldje oorspronkelijk in de handen hield, is verloren gegaan. Deze beker is het enige momenteel bekende Bossche stuk, waarop het knörpel- of kwabornament voorkomt. Dit ornament werd vooral in Utrecht (door Adam en Christiaan van Vianen) en in Amsterdam (door Johannes Lutma) gebruikt. In tegenstelling tot de produkten van deze edelsmeden, waarbij het kwabornament het overheersende decoratiefmotief is, is het kwabornament op de Bossche bokaal slechts toegepast als 'los' gegeven. Het decoratieprogramma van de bokaal is daardoor geen harmonisch geheel: de voet en de deksel met het kwabornament contrasteren daarvoor teveel met de zware barokke acanthusbladeren en het fijnere graveerwerk op de cuppa. De drie zilvermerken zijn bij elkaar in de buitenkant van de cuppa geslagen aan de bovenzijde waar tussen de elkaar kruisende, gegraveerde banden enige ruimte was gelaten. Voet en stam zijn vermoedelijk van oudsher aan elkaar vastgesoldeerd, de cuppa is met schroefdraad aan de stam verbonden; het mannetje met het half-bolvormige voetstukje is door middel van schroefdraad op de deksel vastgezet. | 206 |
A.M. Koldeweij, Zilver uit 's-Hertogenbosch (1985) 206-207 (nr. 80)
Noordbrabants Museum Nieuws 1 (1985) 3
L.G.W. Roosen en W.L.F. van de Ven, Catalogus van de tentoonstelling Brabants Zilver (1965) cat. 52